FOKKERIJ

   

De geit met de mooiste uier
Op verschillende fokdagen/tentoonstellingen voor geiten heeft men als bijzonderheid: “Het aanwijzen van de geit met de mooiste uier”.
Zelf heb ik ook meegewerkt aan een dergelijke wedstrijd, doch veel voldoening geeft mij dit niet.
Zijn er juryleden, die zo zeker zijn in hun beoordeling om een uitspraak te doen?


Het is natuurlijk goed om bijvoorbeeld de spenen te beoordelen. Afwijkend zijn bijvoorbeeld: grove spenen, ballonspenen, te kleine spenen, te lange spenen, verkeerde stand van de spenen, bijspenen, enzovoort.
Aan de uier kan men beoordelen: de ophangband van de uier, gespleten uier, onkant uier (dat door melken soms verborgen kan worden). Uier te veel naar achteren komend, of te weinig naar voren doorlopend.
Maar bij de beoordeling van de vorm en kwaliteit van de uier kan met bij geiten, die niet gemolken zijn (soms een lange tijd niet) gemakkelijk een fout maken.

Het is goed om hier nog eens iets over te nemen uit het bekende boek van Dommerhold. Deze schrijft het volgende:
         “De beste vorm is een groot klieruier, waarbij de grootte ontstaat door flinke ontwikkeling van het melkklierweefsel.
Soms is de uier groot doordat er zeer veel bindweefsel ligt tussen de klierkwabjes, en zulke dieren vallen in opbrengst tegen. Dit noemt men een vleesuier. Te zien is dit helemaal niet. Te voelen is het uiterst moeilijk.
Een goed klieruier voelt bij betasten soepel, zacht en enigszins onregelmatig en korrelig aan, boven meer vast, beneden boven de spenen meer week. Na het melken valt de uier sterk samen.
Een vleesuier voelt meer vast, stijf en stug en gelijkmatig aan, gummi-achtig.
Over de ware natuur kan met het beste door uitmelken beslissen.”
Tot zover het verhaal van de heer Dommerhold.

Op een keuring had de jury een aantal geiten uitgezocht om mee te doen aan de keuze van de geit met het beste uier. De beslissing mocht ik toen geven.
Probeer u het eens of u bij geiten met een gespannen uier (soms te lang niet gemolken) en dikwijls hard aanvoelend, of u vast kunt stellen of u te maken hebt met een vlees- of klieruier.
Het lijkt mij onmogelijk, zodat een eerlijke en juiste aanwijzing van de geit met de mooiste uier moeilijk zo niet een onmogelijke zaak wordt.

Een oplossing zou zijn, zoals we dat ook een keer in Limburg gedaan hebben en zoals men het ook in Engeland doet, dat men de geit met de volle uier beoordeelt en later uitgemolken. Het is dan mogelijk om een goede beslissing te nemen Ik zou het prettig vinden als keurmeesters en fokkers eens reageerden op deze kwestie.
S. de Jong Szn.
"De Geitehouder", februari 1982

 

De geit met de mooiste uier
In het februarinummer schreef ik iets over de beoordeling van de geit met de mooiste uier. Ik heb bezwaar tegen een dergelijke keuring indien er alleen maar gelet wordt op de volle uier.

Bijval kreeg ik van lezers uit Duitsland en Brabant. De heer Baet uit Assendelft geeft aan op welke zaken bij de beoordeling van de uier gelet moet worden. En hij maakt onderscheid tussen een mooi en het beste uier. Voor mij blijft juist het laatste het belangrijkste.
Hij is van mening dat het twee maal beoordelen van de uier, eerst met melk erin en later uitgemolken een goede zaak kan zijn. Voor de twee vormen zou hij dan ook een aantal punten willen geven.
Dit is ook een suggestie.
  Deze geit is Astrid 640S van fokker/eigenaar Lieuwes-Uildersma, Wirdum.
Zij was in 1981 uierkampioen in Groningen.
S. de Jong Szn.
"De Geitehouder", juli/augustus 1982

 

De geit met de beste uier
Jaarlijks organiseert de aktieve afdeling Voorne/Putten buiten de zomerkeuring een keuring van geiten in samenwerking met de organisatoren van de Jacoba van Beierendag te Oostvoorne.
Bedoeling is dat geitehouders die niet aangesloten zijn bij een vereniging ook eens met hun dieren op een keuring verschijnen, en de geiten bij een groter publiek in de belangstelling te brengen.
Wat laatstgenoemde betreft is dit zeker geslaagd.

Voor deze keuring waren K. Jongschaap uit Giethoorn en ondergetekende uitgenodigd om te komen jureren. Op een bijzonder prettige wijze hebben wij op deze keuring mogen samenwerken.

Tot een van onze taken behoorde het uitzoeken van de geit met de BESTE uier. Uit de ingezonden dieren werden een aantal dieren geselecteerd die hiervoor in aanmerking kwamen.
Vervolgens werden zij door middel van een cijfer in volgorde geplaatst. Bij deze beoordeling werd gelet op uiervorm, speenvorm, lengte van de spenen en speenplaatsing.
Na deze beoordeling werden de dieren gemolken. Dit was tevens een wedstrijd. Hierbij werd gelet op schone kleding, schone handen, korte nagels, manier van melken, enzovoort. Kortom alle punten die voorheen bij de cursussen handmelken van koeien werden beoordeeld.
Na deze wedstrijd werden de eerder geselecteerde dieren door de jury weer beoordeeld, waarbij nu ook de soepelheid van de uier kon worden waargenomen. Ook hier werd nu weer de volgorde genoteerd.
Vervolgens werden de twee uitslagen naast elkaar gelegd en werd de uiteindelijke winnares aangewezen. Een en ander met een duidelijke uiteenzetting voor eigenaars en publiek.
Het bleek dat een dier dat bij eerste selectie als eerste was genoteerd, nu enige plaatsen zakte door vlezigheid van de uier.

Het enige onderdeel waar de jury geen uitspraak over kon doen, was de melkbaarheid van de dieren.
Niettegenstaande dat zijn wij van mening dat deze manier van uierbeoordeling veel beter tot zijn recht kwam dan alleen maar aanwijzing van het dier met de mooiste uier.
Een voordeel voor de jury was dat zij kon spreken vanuit de praktijk.

Bij elkaar onzerzijds een zeer goed geslaagd onderdeel van deze keuring dat zeker navolging verdient.
M. de Graaf, Koudekerk aan de Rijn
"De Geitehouder", oktober 1982

 

Beoordeling uier en melkgift
Bij het keuren van geiten proberen we aan het uiterlijk van het dier de waarde van het dier als melkgeit vast te stellen.
Als het om de melkgift gaat, dan zijn de volgende punten van grote betekenis:
1. Uier (omvang, vorm, aansluiting).
2. Spenen (grootte, lengte, dikte, stand en het voorkomen van bijspenen).
3. Melkaderen (deze moeten goed zichtbaar zijn of te betasten).
4. Huid (bij voorkeur een soepele huid die los ligt).
Voor het inschrijven in het stamboek gebruiken de inspecteurs een letter, en ze schenken vooral aandacht aan de punten 1. en 2.

Gaat een hoge waardering van de uier samen met een hoge melkgift?
 
Oud onderzoek

Ir. A. van Leeuwen van het Rijksveeteelt-consulaatschap in Zuid-Holland stelde een onderzoek in bij ruim 400 geiten uit Zuid-Holland. En deze hadden voor een groot deel betrekking op de oorlogstijd (met zeer weinig krachtvoeder).
De uitkomsten waren als volgt:
letter voor uier: gemiddelde
melkgift in kg:
ab 755
b+ 710
b 650
b- 614
De geiten waarvan de uier beoordeeld was met ab, gaven gemiddeld bijna 20% meer melk dan de geiten die b- voor dat onderdeel kregen. Dit is dus een groot verschil.

Nieuw onderzoek
Het leek de moeite waard om dit onderzoek eens te herhalen. En dit is gebeurd aan de hand van de melkcontrolegegevens van 1981-1982.
Niet alle gecontroleerde dieren konden bij het onderzoek betrokken worden, omdat er bij de eenjarige geiten heel wat dieren waren die nog niet in het stamboek opgenomen waren. Tevens ontbraken de lijsten uit Noord-Holland.
Over voor de beoordeling bleven er 459 melklijsten.

Er was slechts een geit ingeschreven met een a voor de uier. Dit bijzondere geval laten we verder buiten beschouwing.
De uitslag van het onderzoek was als volgt:
letter voor uier: aantal dieren: % van de dieren: gemiddelde melkgift
kg.: naar verhouding:
ab   85 18,5 1046 100
b+ 230 50,0 932 89,0
b 120 26,5 896 85,5
b-   23   5,0 833 80,0
We zien dus:
1. dat de helft van de geiten bij de keuring een b+ voor de uier hebben gekregen.
2. dat de melkgift van de geiten die ab ontvingen voor de uier, gemiddeld 20% hoger was dan van de geiten die b- ontvangen hadden. Evenals bij het onderzoek in Zuid-Holland een groot verschil.
Dit zijn de gemiddelde cijfers. Er zijn beslist wel geiten die een ab kregen met een matige produktie, en wel geiten met b- voor uier die boven de 1000 kg kwamen.

Bij de beoordeling van melkgeiten zal er steeds grotere aandacht geschonken moeten worden aan de beoordeling van de uier. Zoals ik reeds eerder schreef bij voorkeur met vol uier en uitgemolken uier.
Dit zal in de praktijk niet zo gemakkelijk uitvoerbaar zijn.
Leest men nog eens de uitslag na van de keurmeesterdag in Noordorp. Dan waren daar ook bij de beoordeling van de uier nog veel te grote verschillen. Het maakt me weinig uit of de ene keurmeester een b+ geeft en een andere keurmeester ab. Doch zoals in Nootdorp verschillen van b- tot ab zijn veel te groot.

Hartelijk dank aan de stamboekhouders voor het extra werk dat ze hadden door de letter op te geven voor de beoordeling van de uier.
S. de Jong Szn.
"De Geitehouder", oktober 1982

 

WWW.WITTEGEITEN.ORG